
Tussen al het moois dat groeit en bloeit in deze tijd is een bloem die ik graag tegen kom en dat is de distel. Ik zie haar bloemen langzaam van gedaante veranderen totdat het zachte donzen pluizen zijn geworden. Ik verbaas me over het contrast met de flinke stekels aan haar stelen. Ze is tegelijkertijd wel en niet benaderbaar, en dat intrigeert me. Alleen met de nodige voorzichtigheid lukt het mij met mijn hand bij het dons te komen zonder geprikt te worden. Ik strijk met mijn vinger vanaf het kommetje waaruit het dons ontspruit tot aan haar uiteinden, van ruw naar zacht naar nog zachter.
Mijn gedachten gaan naar de manieren waarop wij als mensen elkaar kunnen benaderen. Want mensen hebben ook zo hun stekelige en zachte kanten. Als we abrupt op iemand afstevenen, kan het gebeuren dat we ons prikken aan een irritatie of frustratie waar we niet op beducht waren. Als we voorzichtig aftasten hoe iemand erbij zit voordat we hem of haar aanspreken, bestaat de kans dat we de kwetsbare, zachte mens mogen ontmoeten die achter of onder de stekels zit.
In de dagen dat ik aan deze tekst werk, zijn de distelbloemen aan het takje dat ik op een vaasje had gezet, helemaal in dons veranderd.
wat mooi Justine. Deed net vandaag een ervaring op met een medemens vanuit die zachtheid en hoe openend dat werkt is heel vreugdevol
De distel staat vaak in het duin.
Het is een lievelingsbloem van mij naast de roos.
Een groter contract is niet denkbaar .
Ik gaf aan Justine ooit een boeket met deze twee bloemen.
De witte roos en de blauwe distel zullen zich in september in mijn biedermeier bruidsboeket bevinden.
Voor zich sprekend dat deze mijmering mij zeer heeft geraakt.