De dag na mijn vorige mijmering – jij ziet wat ik niet zie – reizen wij af naar Oostenrijk voor een weekje in de sneeuw. Als ik uit het raam van onze hotelkamer kijk, gebeurt er iets wonderlijks. Ik kijk naar een besneeuwde berghelling en de berghelling kijkt terug. Met grote en kleine ogen kijkt ze me aan. Ik word gezien. Ziet zij iets wat ik niet zie? Wil ze mij iets vertellen met haar, mij aanstarende, niet onvriendelijke ogen? Deze vragen blijven aan me hangen. Zo onbevangen bekeken te worden maakt me extra bewust, van mijn lijf, mijn gedachten, mijn gedrag. Ik neem me voor net zo onbevangen naar mezelf te kijken. Want als me dat lukt, kijk ik ook zonder oordeel naar anderen.
Ik wandel uren in de sneeuw. En op de dagen dat Driek gaat skiën, wandel ik in mijn eentje. Met iedere stap en iedere blik voel ik mij verbonden met dit dal en deze bergen, even weg van de ‘corona-koorts’. Ik geniet ervan iedere stap bewust te zetten. Ik wil voorkomen dat ik mijn evenwicht verlies of mijn spieren forceer. Ideale omstandigheden om te mijmeren en ja, uiteraard ook over die ‘corona-koorts’. Bij ieder bericht dat ik hoor, zoek ik naar balans. Wanneer lijkt een besluit verstandig en wanneer lijkt het me ingegeven door angst?
Ik merk dat naarmate de adviezen en maatregelen worden aangescherpt, ik me steeds rustiger voel. Het wordt me steeds duidelijker dat we geen controle over ons leven hebben, noch over onze economie. Er hoeft maar één coronavirus de kop op te steken en de hele wereldmachine raakt ontregeld. Deze gedachte maakt me bescheiden. Ik voel me dankbaar dat de aarde, die mij door besneeuwde ogen aankijkt, mij draagt en verdraagt. Ons mensen draagt en verdraagt.
Marlijn zegt
En zo is het – amen!
Jouw mijmering reikt mij draagvlak om vanuit onbevangenheid naar de wereld te kijken. Te geloven in de veerkracht van het leven zelf, in alles en iedereen, in mij. En ons verder draagt, wat er ook gebeurd.
Dankjewel dat ik zo ook even mee kon wandelen in de bergen!
Lieve groet,
Marlijn