Ik ga er regelmatig van uit dat een ander hetzelfde ziet als ik, maar als kind heb ik al geleerd dat dit niet zo is. Wij speelden Ik zie, ik zie wat jij niet ziet. En het is … geel. En dan moesten we raden waar iemands oog op was gevallen. Het bleek niet het gele kussen, de gele narcis in de tuin of het gele randje aan iemands T-shirt te zijn. Het kon even duren voordat de gele letters op het boek werden ontdekt dat op de bovenste plank van de kast stond. Het kwam vaak voor dat die letters, of waar het ook maar om ging, me nog niet eerder waren opgevallen.
Er is zoveel te zien dat het onmogelijk is om alles te registreren. We kiezen bewust of onbewust wat we willen zien. Ik zie een stukje blauw in de lucht. Jij ziet grijsgrauwe wolken. “Mooi weer”, zeg ik dan. En jij: “Het gaat zo regenen.” Ik zie dat de buurman een deuk in zijn auto heeft. Jij ziet de kale takken van de notenboom zachtjes wiegen in de wind, terwijl we door hetzelfde raam naar buiten kijken. Dus wordt het mijn “Hè, wat vervelend”, tegenover jouw “Wat een rust.” Daar waar we niet hetzelfde zien, begint de verwijdering die kan leiden tot wederzijds onbegrip. Het begin van echtscheidingen en oorlogen. En van jarenlange discussies in plaats van concrete en adequate acties. Zullen we Jij ziet, jij ziet wat ik niet zie spelen en proberen door de ogen van de ander te kijken? Samen zien we meer.
Veronie Drenthen zegt
Leuk Justine en heel herkenbaar.
Succes met je volgende mijmering.